10 manieren om in ieder gesprek taalkunde te beoefenen

Taalkundige zijn is een schitterend beroep waarin je je nooit hoeft te vervelen. In een serie tweets bracht Marc van Oostendorp dit gisteren naar voren:

Dit is voor mij intens herkenbaar. Als sinds de basisschool verveel ik me eigenlijk nooit. Ik ga altijd iets doen, iets bestuderen. Op school werd dat niet echt gewaardeerd. Inmiddels heb ik stillere methoden bedacht, en die hebben veelal betrekking op taal. Want Marc heeft gelijk: een taalkundige hoeft zich nooit te vervelen. Zelfs de saaiste vergadering kan boeiend worden. Altijd taalkunde!

Af en toe word ik er ook wel een beetje moe van hoor, dat die voelsprieten niet uit kunnen. Maar zo gaat dat met beroepsdeformatie. Ik ken ook mensen die beroepshalve eigenlijk niet meer naar de film kunnen. Meestal is mijn taalfocus gelukkig leuk en goed. Omdat ik net als de nederigste zendeling ook alleen maar wil delen wat voor mij goed is, geef ik hieronder mijn lijstje alledaagse onderzoekjes. Veel plezier!

  1. Gemarkeerde woorden. Gebruiken mensen woorden die ik zelf nauwelijks gebruik? Kan ik erachter komen waarom zij dat woord gebruiken? Ik herinner me nog de schok die door me heen ging toen ik voor het eerst iemand niet-ironisch het woord ‘shinen‘ hoorde gebruiken. Heerlijk.
  2. Andersom is ook heel leuk: als ik een gemarkeerd woord een paar gebruik, neemt mijn gesprekspartner het dan over? Ik doe dit weleens heel bewust met het woord ‘taai’: “dat was een taaie vergadering”. Dat is denk ik goed te begrijpen, maar niet heel gebruikelijk. Het is al wel voorgekomen dat mijn gesprekspartner later in het gesprek ook iets taai noemt. Missie geslaagd, voorbeeld van lexicale diffusie (zie hier, 15.1.3), heerlijk fenomeen in een notendop.
  3. Groeten. Ach dat is zo’n immens gelaagd sociaal gebeuren. Wanneer begroeten mensen elkaar wel en niet? Hoe gaat dat bijvoorbeeld in de lift? Er spelen zoveel factoren een rol: moment van de dag, inschatting van relatieve status, leeftijd, ga maar door. Ook leuk in de wachtkamer en in het bos. Net zo boeiend: luister eens naar hoe vaak mensen elkaar gedag zeggen aan de telefoon.
  4. Accentje raden. Hier ben ik niet heel goed in, maar het is wel een leuk spel. Opnieuw helpt het om te luisteren naar gemarkeerde klanken, zoals natuurlijk de g, maar ook klinkers bijvoorbeeld kunnen leuk zijn. Iemand kan natuurlijk ook uit een Mysterieus Buitenland komen, dan is het al helemaal leuk om te luisteren naar welke klanken diegene in het Nederlands anders uitspreekt dan gebruikelijk.
  5. De taal van de NS, die blijft fascineren. Welke manieren bedenkt de NS nu weer om verantwoordelijkheid te ontlopen? Welke andere vreemde zinswendingen gebruiken ze? “Op het volgende station kunt u uit- of overstappen” bijvoorbeeld is eigenlijk heel vreemd: uitstappen moet je sowieso!
  6. Hoe ziet het taalkundig landschap eruit? Welke talen en schriften worden er gebruikt op posters en op reclameborden? Ook: hoe heten winkels en waarom? Altijd wat te beleven, bijvoorbeeld of er over shawarma of shoarma wordt gesproken.
  7. Kan ik andere patronen ontdekken in ’s mens taalgebruik? Dit doen mensen om een of andere reden heel vaak bij mij. Ik schijn nogal veel in lijstjes te praten, en zeg dus heel vaak dingen als ‘dit is om twee redenen een goed idee’. Deze methode is wel voor gevorderden, want je moet goed opletten en best wat tijd met iemand doorbrengen.
  8. Turn-taking, ook al zo geweldig. Wie komt op welke manier aan de beurt? Op welke momenten in een gesprek valt iemand binnen, en op wat voor manier? Mensen doen dit intuïtief meestal goed: ze weten wanneer ze mogen beginnen, en ze weten wanneer ze zelf moeten stoppen. Het gaat ook weleens mis: ik hoor soms iemand proberen drie keer hetzelfde verhaal te beginnen. Fascinerend.
  9. Ja ja, Italianen praten met hun handen. Maar zij zijn echt niet de enigen: wij doen het ook, en ongetwijfeld doet eigenlijk iedereen het tot op zekere hoogte. Maar welke gebaren worden gebruikt om wat te ondersteunen? En kun je de vorm van het gebaar aan de betekenis koppelen? Dat laatste is vooral heel geinig: in mijn ervaring worden vaak hele vreemde gebaren gebruikt.
  10. Samentrekking. Het is een publiek geheim dat we heel veel woorden helemaal niet zo netjes uitspreken als we denken. Eigenlijk wordt eik, natuurlijk wordt tuuk. Maar het komt veel vaker voor, en er zijn wetmatigheden in het voorkomen te ontdekken (daar doet bv Mirjam Ernestus leuk onderzoek naar). Probeer langzaam na te zeggen wat iemand tegen je zei en verbaas je over de enorme hoeveelheid samentrekkingen.

En dit is maar het begin. Ik ben ontzettend benieuwd naar jullie ervaringen. Doen jullie bovenstaande onderzoekjes weleens? Op welke taalelementen letten jullie anders?

3 gedachten over “10 manieren om in ieder gesprek taalkunde te beoefenen

  1. Interessant: ik vraag me altijd af waarom sommige mensen die oorspronkelijk uit Limburg of
    uit Noord-Brabant komen in een later stadium een harde G gaan gebruiken

    Like

    1. Ik heb er geen onderzoek naar gedaan, maar ik kan me wel voorstellen waarom. De ‘zachte g’ roept (onterecht) vaak negatieve associaties op. Mensen merken dat, bewust of onbewust, en passen er hun spraak soms op aan. Daarnaast verandert iemands spraakpatroon ook afhankelijk van waar diegene woont. Mijn Haagse accent is bijvoorbeeld flink afgezwakt sinds ik niet meer in Den Haag woon.

      Like

Plaats een reactie