Ook taaladviseurs maken taalfouten (1)

Ik schreef al eerder over de spelfouten die je ook in boekjes over spelfouten ironisch genoeg kan vinden. Maar het blijft niet bij spelfouten: je komt ook weleens een regelrechte taalfout tegen in een taaladviesboek. Soms gaat het dan zelfs om een fout die de schrijver op een andere plaats expliciet afkeurt. Dat is natuurlijk nog veel ironischer dan een spelfout, en zeker de moeite van het delen waard. Maar opnieuw is het zeker niet mijn bedoeling om taaladviseurs belachelijk te maken. Ik wil alleen maar laten zien hoe snel een ‘foutje’ is gemaakt. We zijn allemaal slechts mensen.

“Beneden de grote rivieren leeft een sterker gevoel voor het woordgeslacht als daarboven.” (Wels 1988:83)

De kwestie als-dan is een van de Grote Problemen uit de taaladvisering. Er is veel over te zeggen, maar de basisregel in het Standaardnederlands luidt al langere tijd dat dan na een vergroting en als na een vergelijking komt. Hoewel hier ook wel weer schijnbare uitzonderingen op zijn: je zegt bijvoorbeeld wel “twee keer zo laag als”, hoewel daar wel sprake is van een vergroting.

Nu zijn er taaladviesgidsen die aangeven dat ‘sterker als’ best kan, maar daar wordt wel altijd de nuancering bij gemaakt dat het informeler is, en dat áls je het gebruikt, je het toch wel tot de spreektaal moet beperken. Een geval als het bovenstaande zal niet licht worden goedgekeurd.

“Als er geen zelfstandig naamwoord achter woorden als alle, vele, sommige, beide staan, krijgen ze meestal geen n maar soms wel.” (Bouman 2006:108)

De vorm van dit advies is al niet helemaal gelukkig gekozen: meestal niet maar soms wel? Gelukkig wordt dat later opgeklaard. Maar de vorm van het werkwoord staan, daar is niks van te maken: dat moet gewoon staat zijn. De vorm hoort immers bij zelfstandig naamwoord, en dat staat in het enkelvoud. De verwarring is best te begrijpen, want woorden is meervoud, en dus zou je kunnen verwachten dat het werkwoord daarmee congrueert. Maar dan zou ik willen lezen: “Als er geen zelfstandige naamwoorden achter woorden staan”. En dus klopt dit volgens mij gewoon niet. Daarnaast ervaar ik de verwijzing met ze als ongelukkig: het moet wel terugverwijzen naar woorden als etc., maar dan was volgens mij die helderder geweest.

Er is een categorie bijvoeglijke naamwoorden die wat extra aandacht verdient omdat ze zich anders gedragen dan andere bijvoeglijke naamwoorden.” (De Raat 2013:48).

Deze is een beetje flauw. Dergelijke verschuivingen komen heel vaak voor, en worden zeker niet altijd als fout ervaren. Maar ja, dat is natuurlijk met wel meer vermeende taalfouten het geval. Hier gaat iets mis met de congruentie, oftewel met de verwijswoorden die worden gebruikt. Die verwijswoorden zijn namelijk niet consequent wat getal betreft. Er is eerst sprake van een enkelvoud (er is een categorie), dat wordt bevestigd (die verdient), waarna plotseling naar een meervoud wordt omgeschakeld (ze gedragen zich). Heel begrijpelijk, op zich: het gaat om hoe de verschillende bijvoeglijke naamwoorden zich gedragen. Veel taaladvies stelt dat je in dit soort gevallen kunt kiezen om woorden als categorie, groep, aantal als meervoud of enkelvoud te interpreteren, naar gelang de nadruk die je wil leggen. Maar over het algemeen is de regel wel dat je dan consequent bent, en de hele tijd voor enkelvoud of meervoud kiest. Halverwege de zin wisselen is niet bon ton, aldus de meeste taaladviseurs. Vergelijk Van Wageningen (1946:152), die schrijft: “Bij herhaling heb ik in dit boek bij den lezer aangedrongen op consequentie, op het vasthouden aan een eenmaal gekozen vorm van uitdrukking der gedachten. Deze eisch geldt ook voor het (taalkundig) geslacht en getal.” En ook Van der Pol (1997:162): “Kies voor enkelvoud of meervoud en blijf daarin consequent. Gebruik in een zin of tekst beide vormen niet door elkaar.”

“Er zijn een aantal regels, die men vroeger angstvallig gehoorzaamde, maar die nu geen zin meer hebben, doordat ze op verouderde taalbeschouwing berusten.” (Staverman en Brandsma 1956:4).

Dit voorbeeld is verwant aan dat hierboven. Welke werkwoordsvorm moet je gebruiken na ‘een aantal’? Het is een taaladviesprobleem dat ik keer op keer tegenkom in de literatuur. Sommige adviseurs (bijvoorbeeld Timmers 2007:185-186) stellen dat ‘aantal’ echt alleen met een persoonsvorm in het enkelvoud kan voorkomen. In andere boekjes wordt een nuance gemaakt: als je het geheel wil benadrukken is enkelvoud beter, als je de nadruk wil leggen op de verscheidenheid. Dit is niet per se een nieuw sentiment: Charivarius zei tenslotte in 1940 al: “Verzamelwoorden als tal, aantal, menigte, hoeveelheid, kunnen het meervoud hebben: Een aantal ( = vele) leden waren tegenwoordig. (p.22) ” Toch lijkt deze opvatting nog steeds in de minderheid.

Maar Staverman en Brandsma zelf hebben ook iets over de kwestie te zeggen:

“Al is van een grammaticaal standpunt bezien het meervoud ‘fout’ te noemen, beide vormen zijn toch ‘goed’. Men kan hier de grammaticale en de psychologische opvatting toepassen.” (1956:10)

Aha! Dan is er dus eigenlijk niks aan de hand! Ze vinden het zelf immers geen probleem. Inderdaad gebruiken ze zelf op een andere plek in hun boek (p. 2) aantal met enkelvoud. Ze praktiseren dus wat ze zelf preken.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s