Taaladvies in de 20e eeuw (1): de verdwijning van het germanisme

Ik las alle taaladviesboeken die ik kon vinden. Ik legde een database aan van de problemen die in de relevante boeken stonden. Nu is het tijd voor analyse: hoe ontwikkelde taaladvies zich in Nederland in de 20e eeuw? Vandaag wil ik het hebben over de ontwikkeling van germanismen. Spoiler alert: de afkeuring verdwijnt.

In een recente post stelt Marc van Oostendorp dat mensen geen germanismen meer kennen. Hij baseert zich op een leuke tweet, waarin iemand zegt “Dat heb je niet vaak, een Duitse anglicisme (ik weet het woord er niet eens voor) #grappig”. Opvallend dat er dus minstens één iemand is die het woord germanisme niet eens kent. Veel zegt dat nog niet: er zijn ook woorden die ik niet ken. Er is wel aanvullend bewijs voor de vervaging van de kennis van germanismen. Zo schreef ik in 2012 een paper (samen met de onverzettelijke Jasper Spierenburg) over de mogelijk correlatie tussen de herkenning van leenwoorden en afkeuring van die leenwoorden. Mensen bleken Duitse leenwoorden vaak niet als zodanig te herkennen. Een vergelijkbaar resultaat kwam uit het geweldige paper van Van Bezooijen, Gooskens en Kürschner (2009). Het ging in beide gevallen om kleine samples, dus men kan geen definitieve conclusies trekken, maar het zijn wel signalen die wijzen op de verdwijning van het idee van germanismen.

Als germanismen minder belangrijk worden, dan zou je dat ook kunnen zien in taaladvies. Dit is een hypothese die best toetsbaar is op het materiaal dat ik nu bij elkaar heb gebracht. Een deel van dat materiaal heb ik namelijk geannoteerd voor argumentatie: op basis waarvan wordt een bepaalde taalvorm afgekeurd? Ik heb over dit interessante onderwerp in juni op de Prescriptivism Conference in Park City, Utah verteld (proceedings volgen komend jaar). Op de aankomende Grote Taaldag in februari 2018 vertel ik iets over de argumentatie bij de kwestie als/dan in de 20e eeuw.

Hoe dan ook, één van de argumenten die ik annoteerde was germanisme. En wat bleek: germanisme als argument om taalvormen te veroordelen wordt steeds minder gebruikt naarmate de 20e eeuw vordert. De eerste grafiek hieronder laat zien hoe dat in absolute getallen gaat:

Screenshot 2017-11-16 08.08.05

Dat is natuurlijk al aardig, maar de vraag is of germanisme als Argument voor Veroordeling ook relatief verdwijnt. Het zou tenslotte kunnen dat er überhaupt minder taaladviezen zijn. Dat is echter zeker niet het geval. Niet voor de traditie als geheel (sinds 1990 verschenen er meer taaladviesboeken dan in de 90 jaar daarvoor), maar ook niet voor mijn sample. Ik nam namelijk per decennium (vanaf 1910) telkens 100 ingangen van mijn database (die bestond uit 130 werken overigens). Die ingangen konden meer dan één taaladviesprobleem bevatten (het schommelt tussen de 100 en de 270). De grafiek hieronder laat zien dat ook relatief gezien germanismen nauwelijks meer voorkomen als argument om een taalvorm af te keuren:

Screenshot 2017-11-16 08.19.41

Je kunt ook kijken naar specifieke gevallen. ‘Meerdere’ bijvoorbeeld. In de betekenis van ‘verscheidene’ wordt dat decennialang afgekeurd (bijvoorbeeld in Germanismen 1917, Moortgat 1925, NRC 1935, Damsteegt 1964 en Apeldoorn & Pot 1983). Maar wat zeggen de twee invloedrijkste taaladviesdiensten heden ten dage? De Taaladviesdienst van de Taalunie keurt dit gebruik goed, en noemt germanisme niet eens meer (behalve in de noten). Onze Taal zegt wel dat er ‘er (…) ook nog steeds mensen [zijn] die vinden dat meerdere in de betekenis ‘meer dan één’ afgekeurd moet worden als germanisme’, maar keurt het gebruik goed, en noemt ook nog een aantal bronnen die het gebruik niet afkeuren.

Betekent dit dat germanismen helemaal zijn verdwenen uit het taaladvies? Nee. Ik heb uiteindelijk een vrij klein sample genomen, de balans zou kunnen veranderen bij een ander sample. Bovendien zijn er werken die ik (om wat voor reden dan ook) niet heb meegenomen in mijn database. Werken waarvan ik weet dat er veel germanismen in woorden veroordeeld. Bas Hageman’s tendentieus getitelde ‘Barbarismen woordenboek. Hoe Nederlands is uw Nederlands nog?’ bijvoorbeeld. Maar opnieuw is dit wel degelijk een sterk signaal dat germanisme als reden van veroordeling ten opzichte van het begin van de 20e eeuw marginaal is geworden. Dit in tegenstelling tot de veroordeling van anglicismen, waar allerlei pamfletten mee worden volgeschreven.

Het verdwijnen van de veroordeling van germanismen laat mooi zien wat ik eerder deze week ook al beschreef, namelijk dat taaladvies niet los is te zien van maatschappelijke ontwikkelingen. Sinds de Tweede Wereldoorlog heeft de Engelse wereld en daarmee de Engelse taal sociaal en economisch alleen maar aan invloed gewonnen. Dit in tegenstelling tot Duitsland en het Duits. Niet vreemd dus dat de afkeuring van het Duits verdween. Of de recente politieke verschuivingen (meer Merkel dan May en Trump) hier verandering in gaan brengen is nog maar de vraag, maar ik verwacht het niet.

4 gedachten over “Taaladvies in de 20e eeuw (1): de verdwijning van het germanisme

  1. Grappig: ‘meerdere’ in de betekenis van ‘verscheidene’ werd afgekeurd. Het Prisma-boekje van Tacx over Nederlandse spraakkunst keurde ‘verscheidene’ af, want het moest zijn: ‘verschillende’.
    ‘Meerdere’ is dus een germanisme in het kwadraat.

    Like

    1. Interessant, maar ook opvallend: ik vind in Tacx (1960:174) de volgende tekst:
      “Verkeerd: Meerdere mensen hebben mij dit gevraagd.
      Correctie: Verscheidene (verschillende) mensen hebben mij dit gevraagd.
      Hoewel nog altijd vele taalkundigen het gebruik van meerdere in deze betekenis afwijzen, lijkt het ons dat het in de spreektaal volkomen ingeburgerd is. Het bezwaar dat de taalkundigen maken, is dat het Nederlandse meerdere geen onbepaald tel­woord of voornaamwoord is, het is een kenmerkswoord met de betekenis: ‘hoger, superieur’: Tot meerdere eer van God – Hij is mijn meerdere in kennis. De verwarring ligt wel voor de hand, omdat meer de vergrotende trap is van veel.” Ik gebruik de 1e editie, gebruik jij een latere? Het zou heel interessant zijn wanneer verscheidene eerst niet, maar later wel werd veroordeeld!
      Opvallend vind ik trouwens wel dat Theissen in zijn monumentale overzichtswerk (1978) verscheidene níet noemt als synoniem voor meerdere, dat hij overigens wel accepteert.

      Like

      1. In 1966 ging ik Nederlands studeren. Omdat ik op mijn eindexamenlijst één onvoldoende had, voor Nederlands (dwz een onderdel daarvan), ging ik mij voorbereiden op mijn studie met het boekje van Tacx; ik vrees dat ik dezelfde druk heb gebruikt als jij noemt en dat ik mij dus deerlijk vergis. Ik herinner me nog een voorbeeld van foutief Nederlands: ‘ondertussen’ was fout want een contaminatie van ‘intussen’ en ‘onderwijl’. Als dat ook in Tacx staat, kan ik me niet erop beroepen dat ik toen een ander taaladviesboekje gelezen heb.

        Like

Plaats een reactie