Opvallend taaladvies (7): wiens schuld?!

Hoewel ik inmiddels met ander onderzoek bezig ben, heb ik nog een enorme berg aan grappig, interessant en ronduit bizar taaladvies liggen. Vandaag: hoe taaladviseurs wel heel specifieke groepen de schuld geven.

Bij de meeste taaladviezen wordt niet expliciet gemaakt waar een vorm vandaan komt. De grote groep uitzonderingen hierop zijn de barbarismen: in die gevallen worden fouten gelegd bij het Engels, Frans, Latijn of Hebreeuws. Maar wie die fouten dan maakt, daar wordt weinig aandacht aan besteed. Soms zijn het studenten, soms slordige taalgebruikers of mensen die niet van taal houden (zucht). In een paar gevallen wordt een heel specifieke groep mensen als de schuldige voor een bepaald gebruik aangeduid.

De Maasbode brengt een artikel, dat …… Een kellnerterm of zoo iets > Ned. bieden (Haje 1932:36)

Zij waren hoog voldaan. Hoog fijn is in zijn beide deelen een afschuwelijk winkeliersgermanisme, wonderlijk genoeg wat hoog betreft, want hoogst zou allicht tot reclame beter voegen (Haje 1932:53)

Het woord [slagroom] is ingevoerd door de koks, die wij wel mogen beschouwen als weldoeners der mensheid, maar niet als betrouwbare gidsen op taalgebied. (Charivarius 1940:57)

U kent haar [tante Betje] niet? Och kom, dat is ondenkbaar! Iedereen kent haar, en velen vereeren haar zelfs, in het bijzonder handelscorrespondenten en opstellers van reclamegeschriften, maar ook vele anderen, die niet beter weten. (Van Wageningen 1946:102)

Met name bij ingenieurs is – naar mijn ervaring – het streven naar een conserverende verzorging van de taal niet zeldzaam (Veering 1966:27)

En dus niet, al gebeurt het in wielerverslagen vaak: De wielrenners zeiden al op de derde dag van de Tour dat ze geen moraal meer hadden.” (Schaafsma 2013:122)

Zijn deze beschuldigingen reëel? Misschien wel. Het is best begrijpelijk dat het woord slagroom bijvoorbeeld relatief veel wordt gebruikt door mensen die beroepsmatig met eten bezig zijn. Verder is het mogelijk dat handelscorrespondenten meer samengestelde zinnen gebruiken, waardoor de kans op een Tante Betje groter wordt. Ik zeg niet dat het zo is, ik zeg alleen dat het niet helemaal ondenkbaar is. Dat juist kelners relatief vaak het werkwoord brengen/bieden gebruiken is óók beroepshalve voorstelbaar: “Mag ik u nog een advocaatje brengen/bieden?” Alleen eigenlijk de observatie van Schaafsma lijkt me onwaarschijnlijk, en meer een afspiegeling van zijn mediadieet dan van een daadwerkelijke link.

Ik vind dit soort observaties knap interessant, en ik zou ze maar wat graag toetsen aan echt taalgebruik. Daardoor kun je namelijk inzicht krijgen in de opmerkingsgave van taaladviseurs: in hoeverre is wat zij zeggen nou echt gebaseerd op wat er gebeurt? Worden zij ook gehinderd door cognitieve biases zoals de recency illusion en de  frequency illusion? Het leidt verder naar de vraag in hoeverre mensen gelijk hebben als ze zeggen ‘je hoort het steeds vaker’ (waarover een andere keer meer). En daarmee krijg je weer inzicht in het algemene taalbewustzijn ten opzichte van frequentie bij taalgebruikers. Daar is al wel veel onderzoek naar gedaan, maar voor zover ik weet niet met betrekking tot betwiste taalvormen. Als iemand zin heeft hoor ik het graag.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s