De werken die ik bestudeer bieden een oneindige bron voor verwondering. Over veel van de werken zou ik graag een historiografische verhandeling schrijven, maar daar gaat mijn proefschrift niet over. Gelukkig is er dit blog, om te vertellen over de interessante dingen die ik tegenkom. Zo schreef ik eerder al over Op en top Nederlands (1937), dat om meerdere redenen merkwaardig is. Nu kwam ik een ander boeiend werkje tegen: De kleine zuiveraar.
Doel
De kleine zuiveraar verscheen in 1907. De ondertitel van dit Vlaamse boekje laat over de inhoud geen twijfel bestaan: ‘een gids ter verbanning van vreemde woorden uit de Hollandsche taal’. Het naschrift (nawoord is een germanisme, maar ja, naschrift is dan weer een leenvertaling van Latijn, ironisch genoeg) legt nog wat meer uit over het doel van de woordenlijst:
“besloot de commissie een ‘woordenlijstje saam te stellen, waarin de voornaamste indringers in onze omgangstaal voorkomen met de zuiver-Hollandsche woorden er naast.”
Kritiek
Al in 1908 werd het boekje bekritiseerd door legendarisch taalvorser J.J. Salverda de Grave. Een aantal van zijn kritiekpunten is nog steeds van toepassing op huidige taalzuivering. Zo verwijt Salverda de Grave de taalzuiveraars vreemd te vervangen door vreemd:
“Zo bijvoorbeeld wordt fournisseur de la cour vervangen door hofleverancier, en men vraagt onwillekeurig of het wel de moeite waard is, als nu eenmaal vreemde woorden vermeden moeten worden, om voor het eerste het tweede te zetten, dat er toch ook zeer onhollands uitziet.”
Zoiets kwam ik onlangs ook tegen in een artikel van Harry Cohen in Onze Taal (1998). Hierin bespreekt hij de nieuwe editie van de Woordwijzer van het Nederlands Normalisatie Instituut, alwaar hij het volgende over observeert:
“Of neem, om iets verder in het verleden te duiken, de term floodlight. De Woordwijzer wil die vervangen door schijnwerperlicht. Aardig gevonden, maar een halve eeuw geleden deelde ons aller Charivarius schijnwerper nog in bij de “Duitse woorden in Nederlandse vorm”, een categorie die in zijn ogen “groot gevaar” opleverde.”
Net zo ironisch is de kritiek op de vervanging van baby door zuigeling, wat ook tegenwoordig door rabiate elementen als de Stichting Nederlands nog wordt voorgestaan. Van die vervanging is duidelijk weinig gekomen. Ten slotte levert Salverda de Grave ook commentaar op welke taal wordt bekritiseerd: de samenstellers (stellers te saam?) spreken van ‘omgangstaal’, maar noemen allerlei sjieke woorden als à son aise, allongeeren, allumeeren en amante.
Leuk
Enfin, de recensie is zéér de moeite van het lezen waard. Maar daar gaat het me niet om. Ik vind vooral boeiend te zien welke woorden er nou daadwerkelijk in dit lijstje staan. Zoals zo vaak de laatste tijd kom ik onbekend Frans tegen, bijvoorbeeld deze woorden:
entretien – onderhoud
chevail de bataille – stokpaardje
en hâte – in haast
rabat – korting
ramponeeren – beschadigen
Grappig ook is de opname van het woord vaccinatie, waarvoor het alternatief ‘koepokinenting’ wordt gegeven. Dat leert ons iets over de geschiedenis van inentingen, heeft een lastig woordbeeld (doet me denken aan kroepoek) én is een tongbreker van jewelste (stuur vooral geluidsopnamen op, ik kwam tot drie keer juist achter elkaar). Maar dat allemaal geheel terzijde.
Engels
Zo mogelijk nóg interessanter is de aanwezigheid van een aantal Engelse uitdrukkingen. Verzet tegen Engels komt pas echt goed op gang na de Tweede Wereldoorlog, maar er is ook bij eerdere schrijvers (Haje in de jaren ’30, Charivarius in de jaren ’40) al wel wat verzet. Leuk om te zien waar men toen tegen ageerde:
up to date – bij
trust – veem
cottage – landhuis
trainer – africhter, drilmeester
high life – voorname kringen
home – tehuis
Sommige van deze woorden hebben het oudere woord niet verdrongen (high life, home), andere bestaan nu naast elkaar voor zover ik kan beoordelen (veem vs trust). Trainer en up to date zijn volgens mij algemeen gangbaar. Vooral voor trainer (bijvoorbeeld bij sport) zou ik africhter noch drilmeester tegenwoordig accepteren.
Nut
Het bestuderen van woordenboeken en -lijsten is een geijkte manier om de geschiedenis van woorden te bestuderen. Zonder het Glossarium Bernese uit 1240 wisten we veel minder van de geschiedenis van het Nederlands dan we nu doen. Het bestuderen van prescriptieve werken kan hieraan bijdragen, omdat er ook waardeoordelen worden gegeven aan woorden (wat soms in woordenboeken ook gebeurt, maar lang niet altijd). Zo krijgen de woorden ook een sociaal kader. De studie van taaladvies voegt dus een laag toe, en is alleen al daarom de moeite waard.