Taaladvies is de onderdrukking van variatie

Op dit blog heb ik tot nu toe af en toe iets inhoudelijks over mijn onderzoek verteld en een paar keer iets over de methodologie. Ik heb nog niet geschreven over de theorie achter wat ik doe. Ook die is interessant, en de moeite van het delen waard. Daarom vandaag iets over de rol van prescriptivisme en taaladvies in taalstandaardisatie, en vooral over de relatie tussen taaladvies en variatie.

Standaardisatie

Een aantal talen, waaronder het Nederlands en het Engels, heeft een standaardisatieproces ondergaan. Dat proces vindt meestal plaats omdat er de behoefte ontstaat aan een zogenaamde supraregionale taal: een taal waarmee mensen uit verschillende regionen met elkaar kunnen praten. Die behoefte kan voortkomen uit handel, maar vaak ook uit politiek (zie Burke 2004 voor een interessante kijk hierop). Taalstandaardisatie is een complex proces, maar waar het in het kort op neer komt is dat er een bepaalde taalvariant wordt gekozen, dat die variant in steeds meer situaties gebruikt wordt, en dat een op zeker moment deze variant wordt vastgelegd. Die gebeurtenis, codificatie genoemd, is belangrijk voor taaladvies, maar is meestal niet één moment. Voor het Nederlands bijvoorbeeld zou je kunnen zeggen dat de spelling van Siegenbeek en de grammatica van Weiland belangrijke codificatiemomenten inhielden. Het ging toen namelijk om de eerste officieel door de regering gesanctioneerde vastlegging van het Nederlands. Maar ja, het hield daar niet op, en het begon er ook niet.

Overigens is er steeds meer bewijs voor het feit dat er alleen in uitzonderlijke gevallen sprake is van standaardisatie die ‘af’ is, waar een bepaalde groep zich onder bepaalde omstandigheden volledig aan de vastgestelde standaard houdt. Er is eigenlijk altijd veel meer variatie dan je denkt (zie bijvoorbeeld werk van Gijsbert Rutten en anderen in Leiden) Daarom wordt ook wel gezegd dat standaardisatie geen punt is maar een richting. De codificatie is in die richting een bepaald punt, waar mensen op kunnen terugvallen. Zó moet het, zoals toen vastgelegd. En zo komen we bij prescriptivisme.

Prescriptivisme

Volgens een van de theorieën over taalstandaardisatie (die van James en Leslie Milroy) gaat een taalgemeenschap na de codificatie een laatste fase in: die van onderhoud. In deze prescriptivistische fase wordt de gecodificeerde norm verspreid en in stand gehouden. Dat gebeurt o.a. door integratie van de norm in het onderwijs, en door taaladvies. Taaladvies kan verschijnen in boekvorm, in tijdschriften, op radio en via ieder ander medium. Misschien wel het belangrijkste aspect van taaladvies is dat het zich niet meer richt op de taal als geheel. Het richt zich alleen op die stukjes van taal waar variatie bestaat.

Variatie

Als je nadenkt over standaardisatie als algemeen fenomeen, dan is het niet moeilijk om te begrijpen dat variatie en standaardisatie elkaar niet goed liggen. Sterker nog, ze klinken eigenlijk als elkaars tegenpolen. Kun je een standaard hebben die variabel is? Dat is een interessante, zelfs filosofische vraag lijkt me. Voor veel dingen kan het denk ik niet, of is het in ieder geval niet wenselijk. Het is onhandig als dingen als de kilo, het spoor, de indeling van tijd en rechtspraak allemaal anders zijn. Dan weten we waar we aan toe zijn, en dan kunnen we met elkaar in dezelfde samenleving wonen. Veel mensen zijn het erover eens dat standaarden handig zijn: er is zelfs een heel instituut voor, het NEN!

Voor taal lijkt men dezelfde keuze te hebben gemaakt. De norm voor de standaardtaal staat in gevallen waar variatie is bijna altijd slechts één van de vormen toe. Dit noemt men in de theorie de ‘suppression of optional variability‘, de onderdrukking van optionele variatie. Waar variatie is, daar zeggen taaladviseurs: slechts een vorm is juist. Of het nou gaat om groter als/dan, awkward/ongemakkelijk, de NS is/zijn en ga zo maar door: de mogelijkheid om te kiezen wordt onderdrukt. Allerlei andere aspecten van taaladvies kunnen verschillen, zoals de doelgroep, de onderwerpen, de toon, de argumenten, maar dit basisbeginsel blijft overeind.

Altijd?

Taaladvies onderdrukt variatie, dat is het uitgangspunt van de theorie. Maar of dat in de praktijk altijd zo is, dat is eigenlijk nog maar de vraag. Wat mij betreft is dit typisch zo’n algemene, theoretische uitspraak, die niet per se gestoeld is op minutieus onderzoek in de data. Gelukkig ben ik bereid om dat soort onderzoek te doen.  Ik heb tot nu toe twee onderzoeken gedaan, allebei op basis van taaladvies in Nederland in de 20e eeuw. In mijn eerste onderzoek nam ik een willekeurig sample van 1678 taaladviezen uit 130 gidsen (1917-2016), in het tweede onderzoek bekeek ik de ontwikkeling van advies over het gebruik van als en dan, dat waren 250 gevallen in 75 publicaties (1932-2017). Ik vertel graag een andere keer gedetailleerder over de onderzoeken (bijvoorbeeld over die vreemde aantallen).

Uit mijn onderzoek blijkt dat taaladvies zeker niet altijd alle variatie uitsluit. In verreweg het grootste deel van de taaladviezen gebeurt dat echter absoluut wel: in respectievelijk 85% en 84% van de gevallen werd geen variatie toegestaan. In die andere gevallen werd soms variatie volledig toegestaan, soms onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld wel in gesproken maar niet in geschreven taal) en soms werden dingen gezegd als ‘het is niet fout maar niet fraai’. Opvallend zijn de bevindingen als je kijkt naar het verloop over de tijd: bij mijn algemene sample wordt er steeds ietsje meer variatie toegestaan (naar 29% vanaf 2010), maar bij als/dan wordt er steeds minder variatie toegestaan. Taaladvies over als/dan lijkt dus strenger te worden. Ik ben er nog niet over uit waarom dit gebeurt, en waarom dit tegen de trend in gaat. Mijn hypothese is dat sprake is van stereotyperende focus: men laat over het algemeen de teugels vieren, maar is bij bepaalde sjibbolets juist extra streng. Daarover later meer.

Nodig?

Kortom, de titel van dit blog is niet helemaal waar. En de theorie lijkt dus óók niet helemaal waar te zijn. Het onderdrukken van variatie gebeurt heel veel in taaladvies, maar er wordt ook variatie toegestaan. Die toegestane variatie is bereboeiend, en geeft inzicht in de willekeur van taaladviezen. Waarom mag wel de/het gordijn maar niet meisje die? Enfin, daarover een andere keer meer.

5 gedachten over “Taaladvies is de onderdrukking van variatie

  1. Ik onderzocht, zoals je weet, de codificatie van het Engels en dan met name het taalgebruik van de bovenklasse – een groep waarvan je door opleiding en blootstelling aan de norm alleen al, verwacht dat het taalgebruik erg standaard zal zijn.
    Mijn case studies lieten juist zien dat sommigen in deze groep zich juist vrij voelden om te spelen met taal! En af te wijken van de norm.
    Een beetje zoals met het bestaan van een vast patroon van klemtonen in een taal, waarbij door de verwachting dat de klemtoon altijd op dezelfde plaats ligt er juist ruimte is om te varieren in de praktijk (zo werd mij althans ooit bij fonologie verteld).

    Like

Plaats een reactie