Beroepsdeformatie voor taalkundigen

Ik ben taalwetenschapper. Dat is mijn beroep, en ik voer dat met veel plezier uit. Het heeft echter ook een keerzijde: ik kan mijn taalbewustzijn eigenlijk niet meer uitzetten. Het maakt niet uit wat ik lees, hoor, spreek of schrijf: ik let altijd op. Niet op alles tegelijk, maar wel altijd.

Nu is dat deels vooral best wel handig. Blogger zijnde wil ik een bepaalde frequentie halen wat betreft blogposts. Het helpt dan best wel om altijd aan te staan, want zo heb je altijd iets om over te schrijven. Dat werkt, en dat levert stukjes op over alles van stapelacroniemen tot neuken in het woordenboek.

Het is ook nogal irritant. Neem bijvoorbeeld zijnde in de vorige alinea. Ik had een student voor wie dit het irritantste taaladviesitem was. Eenmaal hierop gewezen let ik er nu ALTIJD op. Volgens mij komt ‘zijnde’ zoals ik het gebruikte nauwelijks meer voor. Als het knopje eenmaal om is kan het niet meer worden teruggezet.

Sowieso zit ik natuurlijk in de hoek waar de klappen vallen, met mijn onderzoek naar variatie. Die variatie valt je dan telkens op. Neem wat en dat. In het gebruik van die woorden zien we variatie (zie hier voor een mooi artikel over deze kwestie): sommige mensen zeggen alles wat, andere alles dat, en ook komen zowel het besluit dat als het besluit wat voor (dat laatste zei onze eigen premier bijvoorbeeld in 2012 een keertje). Toen ik begon die variatie te bestuderen was het nog leuk: nu is er geen gesprek dat (wat?) ik nog normaal kan voeren.

Altijd altijd altijd. De lijst is schier eindeloos. Het gebruik van het woord schier! Een presentatie over uhh en um: ik kan stoppen ernaar te luisteren waardoor die variatie wordt veroorzaakt. Heel of hele, of zelfs heul! Iedere keer dat ik een tv-serie kijk moet ik stoppen wanneer er iets over taal wordt gezegd. Ook dat is bijzonder productief, want naar aanleiding van dat voorbeeld heb ik zelfs een artikel geschreven.

Maar ik wilde dat het ook een keer niet aan zou staan. De beroepsdeformatie is nu al intens, en mogelijk heb ik nog een lange carrière in het verschiet (hoewel). Wie weet hoe erg het nog wordt…

10 gedachten over “Beroepsdeformatie voor taalkundigen

  1. Dit is zó herkenbaar. Als oudheidkundige maak ik hetzelfde mee: hoor ik over een geldinzameling voor de restauratie van de Notre Dame, dan denk ik aan een collecte voor de herbouw van de Toren van Babel. En daar schrijf ik dan gelijk een blogstukje over.

    En ook ik zou willen dat die knop eens uit kon.

    Geliked door 1 persoon

      1. De beroepsdeformatie hieraan is dat ik allang niet meer de moeite neem me aan de spatieregels van het Groene Boekje te houden, omdat ik die onzinnig vind (een beetje variatie moet kunnen) en omdat ik het niet hoef (want dit is privé, en niet in mijn taak als ambtenaar).

        Like

  2. Komt heel bekend voor: ik was dwarsfluitiste op hoog amateurniveau, en ik kan ook geen concert meer horen zonder te analyseren wat er gebeurt. Soms denk ik dan: “Dat zou ik anders gedaan hebben”.

    Like

    1. Ten eerste: volgens mij bedoel je tautologie, want een pleonasme is het sowieso niet (op wat voor manier is ‘best’ een betekenisdragend onderdeel van ‘wel’)? Bovendien is het eigenlijk ook geen tautologie maar een eufemisme, en dat stijlfiguur wordt heel bewust ingezet. Maar over smaak valt natuurlijk niet te twisten.

      Like

    2. Nee hoor, het heeft echt een andere betekenis dan ‘best’ of ‘wel’. Het is een modernisme en het feit dat het regelmatig gebruikt wordt geeft op zijn minst het nut aan.

      Like

  3. Ach. Ja. Ik ben amateur schilder. Sinds ik kijk, kan ik niet meer stoppen met kijken. Kleuren, lichtinval, schaduw. Maar velen met mij. Ga in de godsnaam nooit met een kok uit eten! Geniet! Een afschuwelijke opdracht, geniet of ik schiet. Taal, kunst, muziek, toneel….ik beloof je msvandermeulen, de beroepsdeformatie wordt nog veel erger. Maar laat het je alsjeblieft niet weerhouden!

    Like

Plaats een reactie