Promoveren is precies wat ik wil doen

Vandaag is het jaarlijkse afdelingsuitje van de afdeling Nederlands van de Radboud Universiteit. Vorig jaar was het afdelingsuitje zo ongeveer mijn eerste kennismaking met de universiteit, en sowieso met de afdeling Nederlands. Maar ook met mijn nieuwe bestaan als promovendus. Het verstrijken van zo’n jaar vraagt om enige reflectie, zeker als je zo sentimenteel bent als ik. Is dit het nou? Is het gegaan zoals ik had verwacht? Ben ik tevreden? Het antwoord is een volmondig ja.

Ik wist al van ongeveer het tweede jaar bachelorstudie af dat ik wilde promoveren. Natuurlijk had ik er toen al een andere opleiding en een aantal jaar werken op zitten. Maar toch was het vroeg. Nu terugkijkend kan ik niet precies de vinger leggen op de oorsprong van mijn verlangen. Ik had best was goede vrienden in mijn omgeving die promoveerden, en ik denk dat het idee van doorleren me zelfs toen al aansprak. Daarnaast had ik wel oren naar een situatie waarin ik betaald kreeg om werk af te leveren, maar tegelijkertijd meer kon leren over allerlei interessante ideeën. Ik werkte in die tijd namelijk ongeveer drie dagen naast mijn voltijdstudie, en had dus eigenlijk voor alles net minder tijd dan ik wilde. Het idee van min of meer zorgeloos langere tijd te kunnen besteden aan échte verdieping sprak me enorm aan.

Maar hoge verwachtingen scheppen druk. Maakt het langgewenste de verwachtingen waar? Meestal niet, is mijn ervaring. Legio zijn de boeken die me niet bevallen, niet omdat ze per se echt heel slecht zijn, maar omdat de recensies té lovend waren. De golden boy van de Franse literatuur kan alleen maar tegenvallen, een film waar iedereen lyrisch over is kan me zelden bekoren. Zeldzamer dan tanden bij een kip is de ware ingeloste belofte. Toen ik dus in in mei 2016 het verlossende telefoontje kreeg dat ik in Nijmegen mocht gaan beginnen, was ik vanaf het begin af aan op mijn hoede. Ik was bang dat dit ding dat ik al jaren wilde een gevalletje bezit-van-de-zaak zou blijken.

Gelukkig is dat helemaal niet het geval gebleken. Nu, na zo’n 10 maanden, heb ik het gewoon ontzettend naar mijn zin. Ik vind het inderdaad heerlijk om langere tijd met een project bezig te kunnen zijn, zonder dat ik na drie maanden een paper moet afhebben en daarna iets anders moet gaan doen. Ik mag interessante boeken lezen, ik kan over die boeken praten met mensen die ze ook hebben gelezen. Ik heb veel dagen het gevoel dat ik meer weet en kan dan de dag ervoor. Dat is een onvoorstelbaar fijn gevoel.

Betekent dit alles dat ik iedere dag fluitend naar mijn werk ga? Zeker niet. Er zijn dagen dat ik geen zin heb. Er zijn klusjes die ik liever arm dan rijk ben. En er zijn momenten waarop ik twijfel, aan mijn onderzoek, aan mijn kwaliteiten, aan mijn toekomstperspectief. Maar die dagen zijn verre in de minderheid. Veelvuldiger zijn de dagen dat ik opsta en niet kan wachten om aan de slag te gaan.

Een belangrijk onderdeel daarvan (zie hier het bruggetje met het uitje) zijn collega’s. Niet alleen van mijn afdeling (die ik ook hogelijk waardeer), maar überhaupt mijn collega-taalwetenschappers, ook van andere plekken. Met vrijwel iedereen (een uitzondering helaas daargelaten) kan ik praten over gekke eigenschappen van het Nederlands in het bijzonder en taal in het algemeen. Ik kan ze warm maken voor rare onderzoeksprojecten, over politieke slogans of koloniaal taaladvies. Ik kan me identificeren als lid van een groep waar ik graag lid van ben.

Het feit dat er meer promovendi om me heen zijn die met precies dezelfde problemen en uitdagingen moeten omgaan als ik is ook fijn. Dat schept een band. Maar het is meer dan dat: het zijn bijna allemaal mensen die minstens net zo gretig, hongerig en ambitieus zijn als ik. Die interessante stukken schrijven, die symposia organiseren, die naar conferenties gaan. Dat werkt voor mij inspirerend. Als iemand anders een mooie publicatie heeft, denk ik: hodie tibi, cras mihi.

Kortom: ik ben precies waar ik wil zijn. Dat is ook weleens goed om uit te spreken, en goed om bij stil te staan. Er komt misschien een dag, dat mijn moed faalt. Een dag waarop ik mijn onderzoek en mijn collega’s verzaak. Maar vandaag is niet die dag. Vandaag ben ik gewoon blij met wat ik doe. Vandaag ben ik precies op mijn plek.

2 gedachten over “Promoveren is precies wat ik wil doen

Plaats een reactie